Dijle, en niet Demer, is volgens historicus Bart Minnen hoofdrivier: "Fouten in middeleeuwse bronnen gemaakt"
De Demer is niet de hoofdrivier, de Dijle is dat wel: dat zegt historicus Bart Minnen. Twee weken geleden zag u in ons nieuws dat de vereniging, het Genootschap van de dauwende Demer, beweerde dat de Demer de hoofdrivier was. Het Genootschap haalde die informatie uit middeleeuwse teksten, maar volgens Minnen blijken die dus niet te kloppen.
Mondt de Demer nu uit in de Dijle of de Dijle in de Demer? Voor vereniging 'Genootschap van de dauwende Demer' is het antwoord op die vraag heel duidelijk. De vereniging van 12 leden is er rotsvast van overtuigd dat de Demer de hoofdrivier is. Zij baseert zich op middeleeuwse bronnen uit 870 na christus, uitgegeven door humanist Aubertus Miraeus.
"Om de lezer behulpzaam te zijn, voegt hij bij alle opgesomde plaatsnamen in die tekst een korte persoonlijke aantekening toe. Zo schrijft hij naast de plaatsnaam Mechelen 'Malines ad Demeram.' Mechelen op de Demer." Bart Minnen, Historicus
Andere bronnen
Al gaat het volgens Minnen om een fout die er vroeger is ingeslopen. Uit zijn informatie zou het tegendeel blijken, en was de Dijle altijd al de hoofdrivier. "De eerste tekst is een reisverslag van monikken uit de Sint-Baafsabdij in Gent", zegt Minnen. "Die reizen op een bepaald moment terug vanuit Limburg over de Demer en dan houden ze halt in Hansbrug, dat was toen een dorp, vandaag een brug op de Dijle tussen Keerbergen en Haacht."
"Het reisverslag zegt uitdrukkelijk: ze houden halt aan de oevers van de Dijle." Bart Minnen, Historicus
Ook een tweede bron wijst in die richting. Zo duiken er nog wel meer fouten op, zo zou de Dijle ook door een andere stad in onze regio stromen. "Er is een tekening die gemaakt is voor de Hertog van Aarschot uit 1601, waar de Hertog himself foutief op de Demer schrijft: 'Riviere de la Dille'", vertelt Minnen. "Om maar te zeggen, dergelijke fouten werden gemaakt. We moeten daar niet te veel belang aan hechten."
"We moeten vooral blijven op zoek gaan naar de oorspronkelijke betrouwbare bronnen." Bart Minnen, Historicus